Wie zit er in de cel? De cellen zijn gevuld met ‘boeven’ Dit keer zijn het wel heel bijzondere boeven, maar ze dagen je met deze taalactiviteit agent en boef uit om te hakken/plakken, rijmen of tot spellen. Deze taalactiviteiten zijn geschikt voor leerjaar 2 t/m 4. De kaarten zijn op vele verschillende manieren in te zetten.
Taalactiviteit agent en boef
Elk kind krijgt een kaartje waarop een afbeelding van een gevangeniscel staat. Op het eerste gezicht lijkt het kaartje leeg, maar wanneer het kind het kaartje tegen het licht houdt, verschijnt er een afbeelding van een persoon, dier of voorwerp dat ‘in de cel’ zit. Dit verrassende element wekt meteen nieuwsgierigheid op en maakt kinderen enthousiast om te ontdekken en te benoemen wat ze zien.
De afbeeldingen zijn gekoppeld aan woorden die passen bij het taalniveau van de groep. Soms zijn er ook complexere woorden gebruikt voor wat extra uitdaging. Voor spelling zijn de woorden ingedeeld op spellingsniveau.
Spelling
In de onder- en middenbouw kan het kaartje met de cel dienen als startpunt voor spellingsoefeningen. Nadat het woord besproken is, kunnen kinderen:
- Het woord hakken en plakken; (leerdoel: leerjaar 2/3)
- Het woord opschrijven; (leerdoel: leerjaar 3/4)
- Rijmwoorden zoeken (en eventueel opschrijven) (leerdoel: leerjaar 2/3)
- Of het woord indelen in klankgroepen en deze springen. (leerdoel: leerjaar 4)
Voor groep 4 kunnen zelfs korte dicteetjes of creatieve schrijfopdrachten worden gekoppeld aan het ontdekte woord.
Stimuleren van woordenschat
De leerling ontdekt wie er in de cel zit. De duo mag raden en vragen stellen om te ontdekken wie er door de agent opgepakt is. Zo worden kinderen gestimuleerd om betekenis te geven aan nieuwe woorden, verbanden te leggen en hun actieve woordenschat uit te breiden.
Download: wie heeft agent opgepakt?

Dit materiaal maakt deel uit van:
